HOME
PROJECT
TIPS
AAN DE SLAG
JOUW SUGGESTIE
VOORBEELDEN
MEER INFO??
lees eerst dit - TIPS per doelgroep

Slechtziend of blind


Wat is slechtziend- of blindheid?

Om op een aangepaste manier om te gaan met blinde en slechtziende personen, moeten we ons bewust zijn van de verscheidenheid in deze ruime groep. Een visuele beperking is vaak niet zichtbaar, wat tot misverstanden of onbegrip leidt. In deze beknopte inleidende tekst gaan we kort in op de vragen hoe we zien, welke problemen zich kunnen voordoen met het zicht en welke hulpmiddelen er bestaan.

De weg van het licht

Een voorwerp weerkaatst licht. Het licht komt het oog binnen via het hoornvlies, dat zorgt voor de breking van het licht. Het komt vervolgens door de pupilopening bij de lens. Het licht dat door de lens passeert, wordt verder gebroken zodat het mooi op het netvlies (een dun zenuwlaagje aan de binnenkant van het oog) valt. Wat zich recht voor ons bevindt, komt op de zogenaamde gele vlek (een punt op het netvlies). Van daaruit wordt alle verzamelde informatie via de oogzenuw en de optische banen naar het visueel centrum in de hersenen gebracht, waar alles wordt verwerkt. Op die manier herkennen we het geziene beeld. Om een beeld te kunnen zien en herkennen, gebruiken we dus drie systemen: het ontvangstcentrum (oog en bij-organen), het geleidingssysteem (zenuwen) en het herkennings- en verwerkingssysteem (hersenen).

Over gezichtsscherpte en gezichtsveld

De gezichtsscherpte en het gezichtsveld zijn twee belangrijke aspecten van het gezichtsvermogen die kunnen worden aangetast.

De gezichtsscherpte is de mate waarin we details scherp kunnen zien: het vermogen om twee dicht bij elkaar liggende punten van elkaar te onderscheiden. Activiteiten als lezen en schrijven of gezichten en kleuren herkennen, zijn mogelijk dankzij een goede gezichtsscherpte. Om scherp te kunnen zien, maken we gebruik van de gele vlek, het lichtgevoelig plekje in het centrum van het netvlies. Daar bevinden zich alleen kegeltjes, geen staafjes. De kegeltjes werken alleen als er genoeg licht is. Bij een grotere helderheid worden de kegeltjes meer geprikkeld en is er ook een grotere gezichtsscherpte. In de schemering functioneren de kegeltjes minder, met een mindere gezichtsscherpte tot gevolg.

Het gezichtsveld is dat deel van de omgeving dat je ziet als je recht vooruit kijkt. Bij een goed ziende persoon bedraagt het gezichtsveld ongeveer 180 graden. De gevoeligheid van het netvlies in de periferie (het gedeelte rondom het centrum) is laag. Met de periferie kunnen we zien dat er iets is, al zijn de details niet zichtbaar. In de periferie bevinden zich vooral staafjes, veel minder kegeltjes.

Onderscheid tussen blindheid en slechtziendheid

Slechtziendheid en blindheid kunnen op verschillende manieren worden veroorzaakt. Er bestaan oogaandoeningen die erfelijk zijn, andere zijn verworven. Ze kunnen aangeboren zijn of te maken hebben met problemen tijdens de geboorte. Vaak echter ontstaan ze pas op latere leeftijd, bijvoorbeeld na een ongeval.

Hier staan we vooral stil bij het onderscheid tussen slechtziendheid en blindheid. Een blinde benader je namelijk op een andere manier dan iemand die slechtziend is. Bovendien zijn er verschillende vormen van slechtziendheid. Een algemeen beeld schetsen is dus onmogelijk. Elke blinde en slechtziende persoon is anders, niemand is identiek. Iedereen registreert de werkelijkheid op zijn eigen manier. De ene heeft bijvoorbeeld gewoontes ontwikkeld die voor de andere helemaal níet praktisch zijn … Toch zijn er een aantal interessante algemene gegevens.

Officieel is iemand blind als hij/zij een gezichtsscherpte heeft van kleiner of gelijk aan 1/10. Dat betekent dat hij/zij van op één meter of dichter waarneemt wat een ziende van op tien meter afstand ziet, zelfs met de best mogelijke bril. Daarnaast is het gezichtsveld van een blinde beperkt tot 20° of minder. De officiële benadering houdt geen rekening met de vraag of de blinde persoon nog gebruikmaakt van de gezichtsresten. Als dat zo is, hoeft hij niet helemaal aangewezen te zijn op de compenserende zintuigen (gehoor, reukzin en tastzin) en kan hij bijvoorbeeld nog gewone teksten lezen met hulpmiddelen in plaats van in braille.

Slechtziendheid is de verzamelnaam voor allerlei beperkingen van het gezichtsvermogen, die ondanks de beste gezichtscorrectie (bril) blijven bestaan. Iemand die een bril draagt, is niet per definitie slechtziend. Slechtziend ben je pas wanneer je een gezichtsscherpte hebt van 3 op 10 of minder en wanneer je gezichtsveld kleiner dan of gelijk is aan 40°, telkens met optische correctie.

Slechtziendheid komt voor onder verschillende vormen:

  • verlies van het centrale zicht

    Er zijn moeilijkheden bij het lezen. Letters en woorden zijn vervormd of niet zichtbaar. Details zijn moeilijk te onderscheiden, gezichten moeilijk te herkennen, deurklinken nauwelijks te vinden. Zich verplaatsen verloopt relatief vlot, afhankelijk van de graad van verlies van het centrale zicht.

    Straatbeeld met verlies centraal zicht. Tekstvlak met verlies centraal zicht.


  • verlies van het perifere zicht (tunnel- of kokerzicht)

    Deze mensen ondervinden meestal veel moeilijkheden bij verplaatsingen. Hun oriëntatie is verstoord en ze nemen obstakels niet tijdig waar. Bepaalde lettertypes zijn dan wel weer leesbaar. Iemand met kokerzicht heeft dus mogelijk begeleiding nodig bij het opstappen op de trein, maar eens gezeten is het best mogelijk dat hij/zij een boek bovenhaalt …

    Straatbeeld tunnelvisie. Tekstvlak tunnelvisie.


  • onscherp zicht

    Het gezichtsvermogen is verminderd. Lezen is moeilijk en vergrotingshulpmiddelen zijn vaak nodig. Mensen met een onscherp zicht vertonen ook vaak een grote gevoeligheid voor of blindheid bij helder licht.

    Onscherp straatbeeld. Onscherpe tekst.


  • zicht met vlekken

    Lezen is voor deze mensen niet evident. De tekst lijkt vervormd en onscherp, letters geven de indruk te verdwijnen. De zelfredzaamheid blijft in zekere mate behouden.

    Vlekkenzicht op straat. Vlekkenzicht op tekst.


Wat betekent het niet (goed) te zien?

Wat het concreet betekent niet of niet goed te zien, is voor elke persoon anders. Elk beleeft zijn visuele beperking op een andere manier. Of iemand blind of slechtziend geboren is of er pas op latere leeftijd mee te maken kreeg, speelt zeker een rol. Voor wie zich nog beelden en kleuren herinnert, heeft een concept als ‘de blauwe hemel’ uiteraard een andere betekenis dan voor wie het nooit waarnam.

Blindheid en slechtziendheid kunnen de zelfstandige en efficiënte uitoefening van dagelijkse activiteiten ernstig bemoeilijken. Zelfredzaamheidtaken zoals veters knopen, een kop koffie uitschenken, kledij in een passende kleurencombinatie kiezen, enz. zijn plots veel minder vanzelfsprekend. De aanzwellende verkeersdrukte maakt van mobiliteit geen sinecure, laat staan voor wie blind of slechtziend is. In de sociale interactie valt een belangrijk gedeelte van de niet-verbale communicatie weg: een bemoedigende blik op zich is weinig tot niets zeggend, in een gesprek mis je oog-contact, enz. Bovendien leven we in een maatschappij waarin de beeldcultuur dominant is. Informatie wordt vooral op een visuele manier aangeboden en verworven. Dit alles zijn aspecten die de zelfontplooiing, de opbouw van een zelfwaardegevoel en het gevoel van veiligheid bij blinden en slechtzienden mogelijk bedreigen. Naast een aangepaste manier van in interactie treden met de blinde of slechtziende persoon, bestaan er ook hulpmiddelen die de genoemde problemen in zekere mate hanteerbaar maken.

 
Hulpmiddelen

Blinden en slechtzienden kunnen een beroep doen op allerlei hulpmiddelen (zie ook www.koc.be). We vermelden er enkele.

Voor slechtzienden is er een groot gamma optische hulpmiddelen op de markt. Brillen, loepen in verschillende variaties (handloep, leeslineaal, loeplamp, staande loep, beeldschermloep, enz.) en vergrotingssoftware voor de computer vallen alle onder de optische hulpmiddelen. Op te merken bij deze hulpmiddelen is dat de mate van vergroting invloed heeft op het gezichtsveld. Het overzicht dat je hebt, wordt beperkter. Ook de aard van de verlichting kan voor de slechtziende een optisch hulpmiddel zijn. Gelijkmatige, natuurlijke, niet-verblindende verlichting is meestal ideaal, al kan dat van persoon tot persoon variëren.

Verder bestaan er tal van ergonomische hulpmiddelen in het dagelijks leven. De schuine leestafel zorgt ervoor dat je geen onnatuurlijke houding moet aannemen bij het lezen, een sprekende klok vertelt hoe laat het is, enz.

Ook in verband met mobiliteit zijn er hulpmiddelen. Blinde en zwaar slechtziende personen gebruiken een witte stok om zich te verplaatsen en laten zich eventueel vergezellen door een geleidehond. Naast de ondersteuning die de stok en de hond betekenen qua mobiliteit, vervullen ze ook een belangrijke herkenningsfunctie voor de ziende wereld. Geleidehonden mogen overigens niet worden geweigerd op openbare plaatsen, dus ook niet bij het bibliotheekbezoek. Voor slechtzienden bestaat de – minder gekende – gele stok. Relatief weinig slechtzienden maken hiervan echter gebruik. Vaak kunnen ze zich voldoende zelfstandig verplaatsen. Meestal speelt ook het verlangen om zo weinig mogelijk op te vallen een rol.

Tenslotte zijn er ook communicatiehulpmiddelen, vooral vergrotingssoftware (leesregel) en spraaktechnologie voor computers.


Tips bij het bibliotheekbezoek


Bij wijze van voorbereiding …

Een goede voorbereiding is een voorwaarde voor een geslaagd bezoek. De checklist en enkele aandachtspunten voor de infrastructuur en accommodatie kunnen hierbij helpen.

Aan de hand van de checklist krijg je een beeld van de groep die op bezoek komt en breng je aandachtspunten in kaart. Neem de checklist bij de hand wanneer de rondleiding wordt aangevraagd. Maak een persoonlijke afspraak met de verantwoordelijke of de begeleider van de groep, zodat je een bezoek ‘op maat’ kunt uitstippelen.

  • Welke puntgrootte en kleurcontrasten zijn aangewezen bij tekstmateriaal dat wordt gebruikt bij het bezoek (bijvoorbeeld bij dataprojectie, folder)?
  • Komen er geleidehonden mee?
  • Soms is het zinvol om de uiteenzetting die je voor het bezoek maakt op voorhand te laten omzetten in braille en ter voorbereiding aan de groep te bezorgen. Adressen van omzetcentra vind je hier.
  • Zet de beeldscherm-leesloep op een centrale plaats in de bibliotheek. Zo kan de slechtziende bezoeker hier te allen tijde van gebruikmaken.

Een veilige en duidelijke indeling van de materiële omgeving is essentieel voor blinden en slechtzienden. Garandeer daarom de vrije doorgang:

  • Ruim alle obstakels op het pad in de bibliotheek uit de weg.
  • Let er op dat ook hindernissen in de hoogte niet storen (bijvoorbeeld luifels).
  • Zorg voor een evenwijdige schikking van de rekken.

Slechtzienden zien een donker vlak vaak als een (donker) gat. Contrasterende kleuren steken sterk af tegen de achtergrond. Omdat het kleurverschil hierbij groot is, zijn de vormen beter zichtbaar. Breng daarom kleurcontrasten aan:

  • Zorg ervoor dat alle hellende vlakken, drempels, trapjes en ingangen over de hele breedte gemarkeerd zijn (met bijvoorbeeld een gele of witte streep).
  • Glazen deuren zijn omwille van hun doorzichtigheid gevaarlijk. Zorg voor brede banden of grote stippen op oog- en borsthoogte.
  • Cd-rekken zijn meestal in een effen kleur. Maak ze zichtbaarder door bijvoorbeeld op een donkere rand contrasterende tape te kleven.
  • Voorzie opvallende herkenningspunten in de bibliotheek zelf; ze ondersteunen de oriëntatie. Per lokaal een andere soort ondergrond is een goed herkenningspunt. Ook deuren in verschillende kleuren (bijvoorbeeld buitendeuren groen en binnendeuren rood) zijn een mogelijkheid.
  • Breng kleurcontrast aan op de wegwijzers in de bibliotheek.
  • Bevorder je eigen herkenbaarheid als gids en aanspreekpunt door op de dag van het bezoek zelf contrastrijke kledij te dragen.

De mate waarin slechtzienden van hun visusresten kunnen gebruikmaken, hangt mee af van de verlichting.

  • Zorg voor een gelijkmatige verlichting met zo weinig mogelijk schaduwvorming.
  • Geef de uitleg bij voorkeur in een ruimte die natuurlijk wordt verlicht.
  • Vermijd echter direct en verblindend zonlicht.

Blinden en slechtzienden zijn aangewezen op groteletterdruk- of brailleteksten en een duidelijke Signalisatie.Bibliotheekkast met grote-letterboeken.

  • Breng grootletterboeken in een afzonderlijke collectie onder.
  • Voorzie een opvallende Signalisatie van deze collectie.
  • Plaats in – alle! – rekken grote letterblokken die de alfabetische rangschikking aangeven.
  • Vergroot pictogrammen of andere aanduidingen in de bibliotheek (de lift, trappen,…)

 

Blinde en slechtziende personen zijn over het algemeen sterk auditief ingesteld:

  • Zorg ervoor dat de plaatsen waar je uitleg geeft een goede akoestiek hebben, dat de ruimte niet galmend is. Zo kunnen de bezoekers zich optimaal concentreren op wat je zegt. Een lokaal met tapijten en gordijnen is hiervoor geschikt. Veel glas en tegels weerkaatsen het geluid.

Het is mogelijk dat een blinde de rondgang door de bibliotheek liever zonder geleidehond maakt, omdat hij/zij zo vrijuit bibliotheekmaterialen kan vastnemen.

  • Is er een bewaakte wachtplaats voor de blindengeleidehond voorzien? (De honden zijn erop getraind ergens rustig te wachten en hoeven dus geen extra aandacht van het bibliotheekpersoneel).
 
Het bezoek zelf
Enkele vuistregels
  • Pas je tempo aan. Praat niet te snel. Een blinde of slechtziende verwerkt informatie namelijk grotendeels al horend. Hij/zij ziet niet (alles) wat jij ziet.
  • Spreek luid en duidelijk.
  • Kijken, lezen en zien zijn voor blinden en slechtzienden geen taboewoorden. Ze gebruiken die woorden net zo goed en verwijzen ermee naar hun specifieke manier van zien: horen, voelen, enz. Je hoeft ze dus niet te vermijden.
  • Spreek de blinden en slechtzienden zelf aan en richt je niet (alleen) tot hun begeleiders.
  • Durf vragen wat je moet doen om hen goed te begeleiden.
  • Ga altijd in overleg vóór je hulp of begeleiding biedt.
  • Benader de bezoekers niet op een betuttelende manier.
(a) Kennismaken
  • Houd de afstand tussen jezelf en de groep zo klein mogelijk.
  • Zorg ervoor dat je niet in tegenlicht staat, maar dat het licht op jou valt.
  • Wacht tot iedereen stil is om de kennismaking te starten.
  • VRAAG de aandacht van de groep. Niet-verbale communicatie is niet zichtbaar.
  • Vraag iedereen of je verstaanbaar bent.
  • Start met een beschrijving van de ruimte waar de groep zich bevindt. Vermijd daarbij vage plaatsaanduidingen zoals ‘hier’ en ‘daar’. Beschrijf liever concreet wat zich links en rechts van de bezoekers bevindt.
  • Kondig aan wat de bezoekers nog te wachten staat. Licht het programma toe.
(b) Materiaaltafel

Ook voor blinde en slechtziende personen is er heel wat interessant materiaal: cd’s, dvd’s, taalcursussen, grootletterboeken, gesproken boeken, enz. De materiaaltafel is een goed middel voor een eerste kennismaking:

  • Kies materialen die aangepast zijn aan het niveau en de interesses van de groep (na te vragen bij de checklist).
  • Omschrijf duidelijk wat er op de tafel ligt.
  • Geef de materialen door en laat de bezoekers ruim de tijd ze te bekijken of te betasten.
  • Lees eventueel een stuk tekst of een verhaal voor.
  • Integreer de kennismaking met de materialen eventueel in de rondleiding zelf.
  • Wijs ook op de mogelijkheid om gesproken boeken te ontlenen in de Luisterpuntbibliotheek.
(c) Werking van de bib
  • Bewaak het tempo van je toelichting. Praat niet te snel.
  • Als je gebruikmaakt van dataprojectie, let dan op de volgende aspecten:
    • Zorg voor een optimale beeldscherpte.
    • Zorg voor genoeg contrast tussen tekst en achtergrond.
    • Zet weinig tekst rond de foto's.
    • Zorg voor heldere foto's.
    • Verwoord duidelijk wat er te zien is.
(d) Grondplan

Vanwege hun nood aan een goede oriëntatie, is het voor blinden en slechtzienden belangrijk nauwkeurig uit te leggen hoe het bibliotheekgebouw is ingedeeld. Waar is de ingang? Wat bevindt zich op welke verdieping? Waar is de balie? Een gewoon grondplan is voor deze doelgroep echter weinig zinvol. Met zwelpapier kan je een tactiele maquette van de bibliotheek maken. Zo kan de bezoeker zich al voelend een beeld vormen van de plattegrond. De tekeningen die op zwelpapier worden gemaakt, zwellen bij verhitting in een speciaal daartoe bestemde oven en vormen zo een reliëf.

(e) Rondleiding
  • Via de checklist weet je welke afdelingen de bijzondere interesse van de groep wegdragen.
  • Besteed aandacht aan het oriëntatiegevoel van de bezoekers. Start daarom de rondleiding bij de ingang van de bibliotheek.
  • Loop tijdens de rondleiding voorop.
  • Als je je verplaatst in de bib, laat dit dan weten aan de hele groep. Geef ook aan waar je heen gaat.
  • Benoem drempels, op- en afstapjes of trappen. Vertel of ze naar boven of naar beneden gaan en wanneer ze stoppen.
  • Geef aan wanneer een doorgang smaller wordt.
  • Als er een lift aanwezig is, maak dit dan duidelijk en gebruik ze eventueel.
  • Zorg ervoor dat deuren helemaal open zijn. Een halfopen deur is een gevaarlijke hindernis.
  • Als je zelf (of één van je collega’s) een bezoeker mee begeleidt, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
    • Vraag de bezoeker op welke manier je hem moet begeleiden. Wellicht legt hij de hand op je arm of je schouder of neemt hij je elleboog vast.
    • Neem in elk geval niet zelf zijn arm vast. Zo duw je de bezoeker vooruit en geef je hem een onveilig gevoel.
    • Ga een halve pas voorop en niet te snel.
    • Sta even stil wanneer je aan een trap komt. Vertel of hij naar boven of naar beneden gaat en neem vervolgens zelf de eerste trede. Zorg ervoor dat de bezoeker aan de kant van de trapleuning staat.
    • Bij een smalle doorgang breng je je arm naar het midden van je rug. De blinde of slechtziende voelt dat en gaat automatisch pal achter je lopen. Als er weer meer ruimte is, breng je je arm terug in de gewone positie naast je lichaam.
  • Geef geen uitleg tijdens het wandelen, maar voorzie stopplaatsen.
  • Beschrijf concreet de plaats waar de groep zich bevindt (‘links staat de computer’) of ga naar de rekken of objecten (computer) toe. Schuw de woorden ‘kijken’ en ‘zien’ in geen geval.
  • Benoem belangrijke herkenningspunten. Wijs vooral duidelijk aan waar er een bibliotheekmedewerker te vinden is die hulp kan bieden of informatie geven.
  • Benoem de afdelingen van de bibliotheek die omwille van tijdsgebrek of andere redenen niet worden bezocht.
  • Zorg voor zo weinig mogelijk achtergrondlawaai in de ruimten die je aandoet. In de muziekafdeling zet je de muziek beter af.
  • Lange stiltes zijn onaangenaam als je niet weet wat er gebeurt. Probeer dan ook zoveel mogelijk te vertellen wat er aan de gang is.
  • Voorzie naamkaartjes voor de deelnemers. Zo kan je iemand meteen bij de naam noemen als hij/zij bijvoorbeeld ergens tegenaan dreigt te lopen.
(f) Spelvormen
  • Schrijf de opdrachten in grootdruk of in braille.
  • Voorzie een loep om de opdrachten leesbaar te maken.
  • Formuleer de opdrachten zo concreet mogelijk.
  • Stuur de bezoekers liever niet alleen op pad in de bibliotheek. Overleg met de bezoeker en de begeleider.
  • Houd de individuele opdrachten kort.
  • Computeropdrachten zijn alleen zinvol als de pc is uitgerust met vergrotingssoftware en/of spraaktechnologie.
  • Bij het waar-of-niet-waar-spel kunnen de deelnemers hun mening kenbaar maken met hun linker- en rechterhand in plaats van met de gekleurde antwoordkaarten. Je zegt dan hoeveel linker- dan wel rechterhanden je ziet.
  • Houd bij het muzikaal spel rekening met de volgende tips:
    • Zorg ervoor dat het pakket makkelijk open te maken is. Gebruik stevig papier.
    • Schrijf de opdrachten op karton in plaats van op gewoon papier. Zo is de opdracht gauw terug te vinden op het pakket.
    • Het kaartje met de opdracht kun je vervangen door een nummer (eventueel in reliëf). De opdracht bij het passende nummer lees je dan voor.
    • Ruim het materiaal van een opdracht onmiddellijk op. Zo vermijd je struikelpartijen.
(g) Afronden

Mondeling of aan de hand van een vragenlijst in grootdruk of braille kan je bij de bezoekers polsen naar hun bevindingen.

  • Was het bezoek nuttig en interessant?
  • Heb je alles goed begrepen?
  • Ga je nog terugkomen?
  • Hoe kan de bibliotheek de blinde of slechtziende bezoeker nog beter helpen?

Herinner de bezoekers er nogmaals aan dat het bibliotheekpersoneel er is om hen te helpen. Ze hoeven niet te aarzelen om hen te raadplegen.

Terug naar boven