Verstandelijke
handicap
Wat is een
verstandelijke handicap?
Van
alle mensen met een handicap vormen die met een verstandelijke handicap
de grootste groep. Ze vinden dan ook met velen hun gading in de
bibliotheek. Dit neemt niet weg dat er onder bibliotheekpersoneel
nog veel onwetendheid bestaat over verstandelijke handicap. Aan
de hand van deze beknopte informatie proberen we een correct beeld
te schetsen.
Algemeen
wordt aangenomen dat iemand verstandelijk gehandicapt is wanneer
hij/zij aanzienlijke beperkingen heeft in het intellectueel functioneren
(aandacht, geheugen, herkenning, begrip, enz.), samengaand met beperkingen
in de nodige levensvaardigheden (communicatie, zorg voor zichzelf,
wonen, werken, vrije tijd, veiligheid, enz.). De mate waarin de
omgeving van de persoon stimulerend of remmend op die beperkingen
inwerkt, bepaalt hoe sterk de beperkingen een ‘handicap’
vormen. Een te bevoogdende aanpak van de omgeving (bijvoorbeeld
ook bibliotheekmedewerkers) remt de ontwikkeling en verscherpt de
handicap. Probeer de persoon dus zoveel mogelijk in zijn eigen-waarde
te steunen.
Een
verstandelijke handicap is dus geen (geestes)ziekte die ‘te
genezen’ valt. Het is een blijvend gegeven, veroorzaakt door
een beperkte leerfunctie van de hersenen (ten gevolge van problemen
vóór, tijdens of na de geboorte, erfelijke of milieufactoren).
Dit brengt mee dat iemand met een verstandelijke handicap moeilijker
leert, dat de ontwikkeling trager verloopt en grenzen kent. Snel
en soepel denken, vlot praten of begrijpen, lezen, rekenen en informatie
opdoen, zelfstandig en handig problemen oplossen, enz. zijn vaardigheden
die mensen met een verstandelijke handicap veel moeizamer aanleren.
De vertraging is niet alleen zichtbaar op het intellectueel en sociaal
gebied, maar kan zich ook uiten op het vlak van motoriek, zintuiglijke
waarneming, enz.
De
wetenschappelijke terminologie en de huidige praktijk inzake verstandelijke
handicap maken nog vaak een onderscheid in vier groepen. De vierdeling
spreekt van personen met een diep, ernstig, matig of licht verstandelijke
handicap. Men baseert zich daarbij op het niveau van intelligentie
en de graad van sociaal functioneren. De indeling vertrekt jammer
genoeg vanuit het tekort (van wat een persoon met een verstandelijke
handicap niet kan) en zegt niets over zijn individueel mens-zijn.
Luider
en luider klinken tegenwoordig de stemmen die deze visie verlaten
en op zoek gaan naar een constructiever houding. Mensen met een
verstandelijke handicap worden er in hun mogelijkheden aangesproken.
Niet langer het algemeen groepsbeeld staat hier centraal (‘alle
mensen met een matig verstandelijke handicap doen en denken als
kinderen van 5 tot 7 jaar’, ‘alle mongooltjes zien er
hetzelfde uit’), maar de unieke en sterk verschillende capaciteiten
en verwachtingen van elk individu. Zo zal de ene persoon met een
verstandelijke handicap motorisch zeer behendig zijn, een andere
heel taalvaardig, terwijl een derde bijvoorbeeld weer een hoge zelfzorg
heeft. Andere belangrijke uitgangspunten van de nieuwe benadering
zijn begrip voor de eigen manier waarop mensen met een verstandelijke
handicap hun leven vorm geven, erkenning van hun recht op inspraak
en zelfbepaling.
Ook
mensen met een verstandelijke handicap worden volwassen! Meestal
krijgen ze echter de kans niet om als volwassene door het leven
te gaan, omdat ze klein worden gehouden of beschouwd als ‘grote
kinderen’.
Rekening
houdend met de hierboven beschreven attitude en met respect voor
hun levenservaring, spreken we mensen met een verstandelijke handicap
niet aan in de verkleinvorm, gebruiken we geen kinderachtige taal
en betuttelen we hen niet. Volwassenen met een verstandelijke handicap
hebben allemaal iets te zeggen en willen dan ook als mondige burgers
worden beluisterd. Dit neemt niet weg dat ondersteuning en vereenvoudiging
nodig blijven, het tempo van de communicatie trager is en de aard
van communiceren soms ‘anders’.
(Aan)gepast
omgaan met deze mensen bereik je in de eerste plaats door hun eigenheid
te respecteren, hun mogelijkheden te zien en hen als gelijkwaardige
individuen te benaderen. Door de aard van hun handicap kennen ze
uiteraard specifieke ondersteuningsbehoeften.
Tips bij het
bibliotheekbezoek
Bij wijze
van voorbereiding …
Een
goede voorbereiding is een voorwaarde voor een geslaagd bezoek.
De checklist en enkele aandachtspunten voor de infrastructuur en
accommodatie kunnen hierbij helpen.
Aan
de hand van de checklist
krijg je een beeld van de groep die op bezoek komt en breng je aandachtspunten
in kaart. Neem de checklist bij de hand wanneer de rondleiding wordt
aangevraagd. Maak een persoonlijke afspraak met de verantwoordelijke
of de begeleider van de groep, zodat je een bezoek ‘op maat’
kunt uitstippelen.
- Probeer
te achterhalen op welke manier de bezoekers communiceren. Gebruiken
ze ondersteunende communicatiemiddelen, zoals pictogrammen of
SMOG (spreken met ondersteuning van gebaren)?
-
Maakt de begeleider bij de voorbereiding van het bezoek gebruik
van het kijkboek?
Welke aanpassingen zijn eventueel nodig aan het kijkboek?
-
Beperk de grootte van de groep tot zes à acht personen
en één à twee begeleiders.
- Zorg
voor een duidelijke bewegwijzering. Maak ook gebruik van universele
pictogrammen.
-
Voorzie een vergrote overzichtslijst van alle in de bibliotheek(collectie)
gebruikte symbolen (bijvoorbeeld het ZIZO-systeem) en hang die
op een centrale plaats.
- Breng
de collectie ‘makkelijk lezen’ niet in een verloren
hoek onder, maar zorg ervoor
dat ze, als ze apart wordt gehouden, toch aansluit bij de rest
van de collectie in de (volwassenen)afdeling. Bij integratie van
deze boeken in de gewone collectie, moeten ze goed herkenbaar
zijn.
- Stel
zoveel mogelijk makkelijk-lezen boeken frontaal op. Met hun dunne
ruggetjes vallen ze weinig op. Wissel de boeken ook regelmatig.
- Bevorder
de herkenbaarheid van het bibliotheekpersoneel door een groepsfoto
te maken en op een goed zichtbare plaats te hangen.
Het bezoek
zelf
Meer
nog dan bij de andere doelgroepen is de verwevenheid van de onderdelen
van het bezoek belangrijk. De klemtoon moet ook constant op beleving
en ervaringsgerichtheid liggen. Spring daarom soepel om met de voorgestelde
indeling en overleg op voorhand met de groepsbegeleider over de
meest aangewezen werkwijze.
Enkele vuistregels...
- Eenvoud,
bekendheid en concreetheid zijn sleutelbegrippen in de omgang
met personen met een verstandelijke handicap.
- Wees
je ervan bewust dat je rol méér is dan die van rondleider.
Je treedt ook als groepsanimator op. Dit betekent dat je het bezoek
vooral boeiend moet weten te maken en te houden.
-
Mensen met een verstandelijke handicap zijn nogal eens direct
in hun aanspreken. Ze spreken onmiddellijk uit wat ze denken of
verwachten. Sommigen zoeken ook spontaner lichamelijk contact.
Bij een eerste ontmoeting kan dat bevreemdend overkomen. Toch
is dat hun manier om uit te drukken dat ze je functie erkennen
en op je rekenen.
-
Niet alle mensen met een verstandelijke handicap zijn uitgerust
met een ruime woordenschat of kunnen alles begrijpen. Toch doen
ze veel moeite om tot contact te komen. Ze zeggen of vragen ook
gemakkelijk iets opnieuw en komen op het onderwerp terug. Hun
reactie is soms anders dan verwacht. Hun vragen of opmerkingen
zijn niet altijd direct begrijpelijk. Minder snel en wendbaar
kunnen denken is hiervan de oorzaak. Door mee te denken, de vraag
te herhalen of zelf vragen te stellen kan je hen proberen begrijpen.
-
Spreek de bezoekers rechtstreeks aan. Richt je niet (alleen) tot
hun begeleiders.
- Zoek
oogcontact en controleer of je boodschap is aangekomen.
-
Pas je tempo aan. Houd er altijd rekening mee dat iemand met een
verstandelijke handicap informatie trager opneemt en verwerkt.
-
Gebruik eenvoudige en toegankelijke taal. Vermijd vakjargon.
- Iemand
met een verstandelijke handicap heeft nood aan herhaling. Aarzel
dus niet om belangrijke zaken opnieuw onder de aandacht te brengen.
Laat gerust de bezoekers zelf af en toe iets herhalen.
- Betrek
de bezoekers actief bij het gebeuren. Hou geen te lange uiteenzettingen,
maar laat hen vragen stellen en in contact komen met het materiaal.
Maak hen op een concrete manier vertrouwd met de bibliotheek.
- Geef
de uitleg ZELF en laat de begeleider van de groep het niet integraal
overnemen. Je kunt hem wel inschakelen voor bijkomende verduidelijking
bij moeilijke communicatie.
(a) Kennismaken
- Creëer
een informele, ongedwongen sfeer. Voorzie bijvoorbeeld een drankje.
- Laat
de groep in een kring rond je zitten.
- Vraag
iedereen of je verstaanbaar bent.
- Wacht
tot iedereen stil is om de kennismaking te starten.
- Laat
de bezoekers zichzelf voorstellen en vertellen of ze ooit al in
de bibliotheek zijn geweest en wat ze daar dan zochten. Misschien
heeft hun school of voorziening wel een eigen bibliotheek?
- Stel
open vragen.
- Leg
op een eenvoudige manier uit wat jouw taak is in de bibliotheek
(mensen helpen bij het zoeken naar boeken, nieuwe boeken aankopen,
enz.).
- Overloop
kort het programma van het bezoek. Wat staat er nog allemaal te
gebeuren? Wat mogen de bezoekers zelf doen?
(b) Materiaaltafel
- Kies
boeken, cd’s, enz. die aangepast zijn aan het (lees)niveau,
de belangstellingspunten en de leefwereld van de bezoekers. Vraag
dat expliciet na bij de checklist. ‘Aangepast’ betekent
hier vooral herkenbaar en voor hen interessant.
- Zorg
voor variatie in het aanbod.
- Geef
de materialen even door. Laat de bezoekers de tijd om een kijkje
te nemen in de boeken, tijdschriften, enz.
- Demonstreer
de werking van een cd-rom als niet iedereen dit materiaal kent.
- Concretiseer
de aanwezigheid van cd’s door een (bekend) muziekfragment
te laten horen of beluisteren.
- Lees
een stukje van een verhaal voor (via de checklist weet je welk
thema de bezoekers boeiend vinden).
- Koppel
een opdracht (bijvoorbeeld het dobbelsteenspel)
aan dit onderdeel.
(c) Werking van de bib
- Gebruik
eenvoudige taal.
-
Beperk je tot de essentie in je uiteenzetting.
-
Maak de uitleg zo concreet mogelijk door te visualiseren. Ondersteun
je verhaal met beeldmateriaal dat de werking illustreert (inschrijven,
boeken binnenbrengen, nieuwe boeken zoeken, boeken laten registreren,
enz.). Enkele ideeën:
- Projecteer
de foto’s van het gepersonaliseerde kijkboek
en eventueel ook de tekst. Houd bij de aanpassing van dit
boekje alvast rekening met de volgende tips:
- Hou
de tekst sober en ondergeschikt aan de foto’s.
-
Kies een lettertype met een puntgrootte van minimum 14.
- Breng
een dubbele spatiëring tussen de woorden aan.
-
Vermijd moeilijke woorden zoals knipselmap of multimedia.
-
Neem pictogrammen en symbolen op die in de bibliotheek
worden gebruikt.
-
Breng de handeling zelf centraal in beeld.
-
Fotografeer geen halve hoofden.
-
Kies dezelfde hoofdpersoon doorheen het hele kijkboek.
Let hierbij ook op details (overal dezelfde kledij, juwelen,
haartooi, enz.).
-
Zorg voor een dynamische foto van het gebouw (laat de
hoofdpersoon er bijvoorbeeld binnengaan).
-
Verkies kleurenfoto’s boven zwart-witfoto’s.
-
Laat de beelden ‘spreken’ en een duidelijke
boodschap overbrengen.
- Probeer
niet te veel ineens in beeld te brengen.
- Vermijd
een drukke achtergrond van de foto.
- Zet
de foto’s altijd aan dezelfde kant van het kijkboek,
bij voorkeur rechts. Deze kant krijgt immers spontaan
de meeste aandacht.
- Laat
de foto’s niet in elkaar overvloeien of elkaar overlappen.
-
Vergroot de foto’s, hang ze in een verkeerde volgorde
op en laat de bezoekers de correcte volgorde achterhalen en
toelichten.
- Visualiseer
de uitleg in een stripverhaal dat je projecteert of op papier
uitdeelt.
(d) Grondplan
- Bij
grote gebouwen is het visueel aanbrengen van de structuur en de
indeling van de bibliotheek nodig. Is het klassieke grondplan
van de bibliotheek echter te ingewikkeld voor de groep (na te
gaan bij de checklist), zoek dan naar alternatieven zoals een
maquette van het gebouw met daarin bijvoorbeeld pictogrammen,
foto’s, enz.
-
In kleinere bibliotheken kan je meteen overstappen naar het volgende
onderdeel van het bezoek.
- Stel
het evacuatieplan voor. Wijs op de herkenningspunten en de belangrijkste
uitgangen van het gebouw.
(e) Rondleiding
- Via
de checklist weet je welke afdelingen de bijzondere interesse
van de groep wegdragen.
- Wees
indachtig dat een – expliciet of exclusief – bezoek
aan de jeugdafdeling kwetsend kan zijn voor een volwassen persoon
met een verstandelijke handicap. Spreek daarom duidelijk af met
de begeleider of je deze afdeling aandoet en welke materialen
daarin geschikt zijn.
- Laat
de bezoekers aan de hand van een foto zelf een bepaalde afdeling
in de bibliotheek terugvinden.
- Laat
de hele groep weten dat je je verplaatst in de bibliotheek. Geef
ook aan waarheen je gaat. Geef geen uitleg tijdens het wandelen,
maar voorzie stopplaatsen en start dan pas je uitleg.
- Vestig
de aandacht op de bewegwijzering of de visueel opvallende kenmerken
van de oriëntatiepunten.
- Wijs
(in elke afdeling) aan waar bezoekers terecht kunnen voor hulp
of inlichtingen. Stel ook je collega-medewerker van die afdeling
even voor en noem hem bij naam.
- Geef
de bezoekers de tijd om het materiaal in de verschillende afdelingen
te bekijken.
(f) Spelvormen
Afhankelijk
van de beschikbare tijd en het niveau van de groep kan je één
of meer opdrachten inschakelen tijdens het bezoek. Hier en daar
deden we al een suggestie. In wat volgt zijn enkele algemene en
specifieke tips bij de opdrachten opgenomen. Ze zijn ofwel een herhaling
of oefening van wat al werd uitgelegd, ofwel bruikbaar om de uitleg
direct aan te brengen. Overleg tijdens de voorbereiding van het
bezoek in elk geval met de begeleider welk soort opdrachten bruikbaar
zijn en of de voorkeur eerder naar kennisvragen dan wel naar doe-opdrachten
gaat.
Algemeen
(g) Afronden
Het
bezoek wordt afgerond. De bezoekers lenen eventueel zelf enkele
boeken of andere materialen. Met behulp van de volgende vragen
kan je polsen naar hun bevindingen:
- Ga
je nog terugkomen?
- Heb
je alles goed begrepen?
- Was
het interessant?
- Hoe
kan de bibliotheek je nog beter helpen?
- …
Herinner
de bezoekers er nogmaals aan dat het bibliotheekpersoneel er is
om hen te helpen. Ze hoeven niet te aarzelen om iets te vragen
Terug
naar boven |