Ontwikkelingsstoornissen
Wat
zijn ontwikkelingsstoornissen?
Hoewel
het niet de enige stoornissen in de ontwikkeling zijn, beperken
we ons hier tot de bespreking van drie problematieken die sinds
een aantal jaren onder de aandacht van het ruime publiek zijn gekomen:
autisme, ADHD en leerstoornissen (i.c. dyslexie)*.
We spreken over ontwikkelingsstoornissen omdat ze meestal voor het
eerst naar voor komen en worden opgemerkt tijdens de kinderleeftijd
of adolescentie. Omdat ze het gevolg zijn van een andere werking
van de hersenen, zijn ze ook blijvend. Autisme, ADHD en dyslexie
gaan nooit over. Wel kan het beeld op latere leeftijd veranderen.
De persoon kan bijvoorbeeld strategieën ontwikkelen om de beperking
te compenseren of ze te camoufleren. De combinatie van een normaal
uiterlijk, een normale intelligentie en de niettemin specifieke
uitval op bepaalde domeinen, veroorzaakt bij de omgeving van mensen
met autisme, ADHD en dyslexie vaak verwarring en onbegrip.
In
de praktijk zal je als bibliotheekmedewerker wellicht vooral te
maken krijgen met ontwikkelingsgestoorde kinderen en jongeren die
vanuit de klas of leefgroep een groepsbezoek brengen aan de bibliotheek.
Zoals
we al aanhaalden, zijn autisme, ADHD en dyslexie echter blijvend.
Vergeet dan ook niet dat aanpassingen in de bibliotheek naar aanleiding
van een groepsbezoek van kinderen/jongeren ook zinvol kunnen zijn
voor de – vaak minder opvallende – individuele volwassen
bezoeker met autisme, ADHD of dyslexie.
Autisme
Autisme
komt zowel bij mensen met een verstandelijke handicap als bij normaal
tot hoogbegaafden voor. In dit project hebben we vooral normaal
begaafde personen met autisme voor ogen. Autisme is wat men noemt
een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Dit betekent dat het op een
indringende manier alle ontwikkelingsdomeinen van de persoon beïnvloedt.
De
ontwikkeling van mensen met autisme verloopt vaak trager, maar vooral
ook anders. Dat komt omdat ze op een andere manier betekenis verlenen
aan wat ze waarnemen. Ze verwerken informatie op een heel specifieke
wijze. Mensen met autisme hebben er moeite mee om de dingen met
elkaar in verband te brengen en om details vanuit een groter geheel
te bekijken. Aan details geven ze een letterlijke betekenis. Een
meisje met autisme dat in de voortuin van een huis een boom met
daarop het bordje ‘te koop’ zag, dacht dat de boom te
koop was. Ze zag niet de betekenis van het grotere geheel. Het bordje
verwijst namelijk niet alleen naar het detail, de boom, maar naar
het geheel van ‘een boom in de tuin van een huis’. Door
dat gebrek aan samenhang in de betekenisgeving, is de wereld voor
mensen met autisme een chaos van indrukken.
Autisme
heeft vele gezichten en omvat een heel spectrum aan variaties. Daarom
spreekt men ook wel van autismespectrumstoornissen (ASS). Hét
beeld van dé persoon met autisme bestaat dan ook niet. Elk
individu met autisme is uniek, zoals elk individu zonder handicap
dat is.
Toch
zijn er drie basiskenmerken die altijd aanwezig zijn wanneer men
de diagnose autisme stelt. De concrete uitingsvorm van de problemen
verschilt echter sterk (en komt bovendien ook voor bij mensen zonder
autisme!):
- een
ongewoon sociaal contact
Het gebrek aan inzicht in samenhang manifesteert zich onder meer
op het sociaal vlak. Mensen met autisme kunnen zich niet of moeilijk
inleven in de gevoels- en gedachtewereld van anderen. Zo komt
het dat hun omgang met mensen vaak afwijkt van wat wij gewoon
vinden: er is geen of een eigenaardig oogcontact, vriendschapsrelaties
met leeftijdgenoten komen niet tot stand, plezier wordt niet spontaan
met anderen gedeeld, enz. Sommige personen met autisme zijn in
zichzelf gekeerd. Anderen weren het contact met de omgeving niet
af, maar zoeken het zelf niet op. Nog anderen benaderen mensen
wel actief, maar altijd op een vreemde manier.
-
een ongewone communicatie
Opnieuw vormt het sociale aspect hier het grootste struikelblok.
Mensen met autisme hebben weinig inzicht in het hoe en het waarom
van communicatie en in de ongeschreven regels die daarbij gelden.
Verder zijn er afwijkingen wat betreft hun taalbegrip en –gebruik:
een bizarre woordenschat, een letterlijke betekenisgeving aan
taal, onaangepaste intonatie, het niet gebruiken of begrijpen
van niet-verbale taal (mimiek, gebaren, lichaamstaal), enz.
-
een beperkt verbeeldingsvermogen en een gebrek aan soepelheid
Voor mensen met autisme is de wereld bedreigend, want onvoorspelbaar.
Veiligheid ontlenen ze aan de herhaling van vertrouwde bewegingen,
handelingen of interesses. Door altijd weer over hetzelfde te
praten, dezelfde vragen te stellen of hetzelfde te doen, proberen
ze hun wereld voorspelbaar te maken. Omdat mensen met autisme
weinig wendbaar zijn in hun verbeelding, verlopen hun denken en
handelen op een rigide, stroeve manier.
De
kern van autisme is niet in de eerste plaats het eigenaardige en
opvallende gedrag, maar de specifieke manier van denken en betekenis
geven aan de wereld. Dat geeft meteen ook aanknopingspunten voor
de omgang met mensen met autisme. We moeten namelijk samenhang in
hun wereld brengen. Mogelijkheden daartoe zijn concrete, ondubbelzinnige
taal hanteren, voorspelbaarheid nastreven en veel visuele ondersteuning
gebruiken.
ADHD
Een
andere stoornis waarbij een chaotische beleving van de werkelijkheid
centraal staat, is ADHD. De afkorting staat voor Attention Deficit
Hyperactivity Disorder (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit)
en wordt ook wel eens vertaald als Alle Dagen Heel Druk. Nu is elk
kind wel eens druk, ‘moeilijk’ of overbeweeglijk en
heeft iedereen (ook volwassenen) het al eens moeilijk zich te concentreren
of te blijven stilzitten. Bij mensen met ADHD echter domineert het
gebrek aan concentratie en rust.
Net
zoals bij elke diagnose is er bij ADHD sprake van een waaier van
individuele variaties en verschillen. ADHD kent evenveel gezichten
als er mensen met ADHD zijn. Iemands persoonlijkheid of de omgeving
waarin hij/zij opgroeit speelt daarin een bepalende rol. Veel volwassenen
hebben bovendien aanpassingsstrategieën ontwikkeld, die ervoor
zorgen dat ADHD bij volwassenen vaak minder zichtbaar is. Toch zijn
er twee gemeenschappelijke kenmerken die altijd bij de diagnose
ADHD aanwezig zijn en in verschillende situaties (thuis, school,
sociale contacten) voorkomen:
-
aandachts- en concentratieproblemen
Mensen met ADHD raken gauw afgeleid door allerlei prikkels van
buitenaf of door hun eigen fantasie. Daardoor kunnen ze de aandacht
moeilijk bij hun taak houden en vergeten ze waarmee ze bezig waren.
Bezigheden worden niet afgewerkt, dingen raken zoek, afspraken
worden vergeten, enz.
-
hyperactiviteit (overbeweeglijkheid) en impulsiviteit
Mensen met ADHD zijn rusteloos in hun bewegingen. Ze friemelen,
draaien en wiebelen op hun stoel, zijn voortdurend in de weer
en hebben moeite zich te ontspannen. Ook praten ze vaak veel en
op een drukke manier. Bij jongeren en volwassenen verlegt de klemtoon
zich vaak van uiterlijke naar innerlijke onrust. Handelen komt
vóór het denken bij mensen met ADHD. De beurt afwachten,
wachten tot anderen uitgesproken zijn en antwoorden geven nadat
de vraag helemaal is gesteld, zijn zaken waarmee mensen met ADHD
grote moeite hebben.
De
twee symptomen zijn niet altijd even sterk aanwezig. Sommige kinderen
en volwassenen met ADHD vertonen wel aandachts- en concentratieproblemen,
maar zijn eerder passief, dromerig en stil. Bij die vorm –
ADD, Attention Deficit Disorder – ontbreken de (uiterlijke)
kenmerken van hyperactiviteit en impulsiviteit. Aan de andere kant
bestaat ook het ADHD-type waarbij impulsiviteit en hyperactiviteit
zonder aandachtsproblemen voorkomen.
Algemeen
wordt aangenomen dat de oorzaak van ADHD zich in de hersenen bevindt.
Hoewel er nog geen sluitende theorie is, zijn de meeste wetenschappers
het erover eens dat ADHD te maken heeft met een gebrek aan remming.
Door een tekort van bepaalde stoffen in de hersenen stromen prikkels
van buitenaf ongeremd binnen. Er is sprake van een voortdurende
hersenstorm bij personen met ADHD. Dezelfde ongeremdheid treedt
op in het denken en in het uiterlijk waarneembaar gedrag. Het positieve
gevolg hiervan is dat mensen met ADHD vaak een ontzettend grote
creativiteit, fantasie en gedrevenheid bezitten. Aan de negatieve
zijde vinden we zogenaamd onaangepast sociaal gedrag: opvliegendheid,
moeite hebben met luisteren naar anderen, impulsieve reacties, enz.
Het zijn eigenschappen in uitersten die de sociale contacten vaak
niet vanzelfsprekend maken.
De
aandachtsproblemen en de sterke afleidbaarheid, al dan niet gepaard
met hyperactief gedrag – kenmerken die niet bij elk individu
in even sterke mate voorkomen! – vormen een mogelijke bedreiging
voor de ontwikkeling van een kind met ADHD. De grootste groep mensen
met ADHD is normaal begaafd, maar door hun vlottende aandacht en
hevig gedrag presteren ze op school vaak onder hun intellectuele
mogelijkheden. Dikwijls krijgen ze daardoor ook de etiketten ‘lui’,
‘niet-geïnteresseerd’ of ‘lastig’.
Dyslexie
Dyslexie
is een derde probleem dat binnen het gebied van de ontwikkeling
te situeren is. Een storing in het functioneren van de hersenen
heeft net zoals bij autisme en ADHD een ‘andere’ manier
van informatie verwerken tot gevolg, weliswaar met een heel eigen
profiel. Dyslexie is niet te verklaren vanuit zwakbegaafdheid. De
meeste dyslectici beschikken minstens over een normale intelligentie.
Dyslexie is een leerstoornis die vooral betrekking heeft op het
lezen. Naast dyslexie bestaan andere leerstoornissen, zoals dyscalculie
en dysorthografie (problemen met rekenen resp. spellen). Gezien
de specifieke setting waarover we het hier hebben – de bibliotheek
– beperken we ons tot dyslexie.
Opnieuw
moeten we ons hoeden voor een veralgemenend beeld. Er bestaan immers
zoveel verschillende nuances in de manier waarop het probleem zich
uit. Niettemin spelen bij alle mensen met dyslexie twee fundamentele
problemen een rol, die zich in meer of mindere mate concreet vertalen:
- automatiseringsprobleem
Normaal gezien kennen kinderen na enkele maanden leesonderwijs
alle letters van het alfabet. Ze kunnen dan vormen herkennen als
letters en die letters koppelen aan klanken. Later lezen ze niet
meer letter voor letter, maar kunnen ze een woord in één
keer herkennen. Zodra het technisch lezen geautomatiseerd is,
komt er voor het kind tijd vrij om ook te begrijpen wat het leest.
Mensen met dyslexie hebben moeite met combinatietaken, waarbij
ze tezelfdertijd twee dingen moeten doen. Lezen én begrijpen
wat in de tekst staat, is voor hen niet vanzelfsprekend. Ook andere
vaardigheden die een hoge mate van automatisering veronderstellen,
zoals schrijven, rekenen en complexe motorische vaardigheden zoals
fietsen of autorijden, verlopen soms moeizaam.
-
auditieve verwerking van spraakklanken (fonologische verwerking)
Door problemen in de fonologische verwerking kunnen mensen met
dyslexie vaak moeilijk verschillen horen tussen klanken in woorden
(schuur/scheur, veel/vil). Daarnaast hebben ze vaak problemen
met spelling en met de analyse van een woord in klanken of klankgroepen
(lente = l-e-n-t-e; bibliotheek = bi-bli-o-theek). Ook lezen,
de samenvoeging van klanken of klankgroepen tot een woord, verloopt
dus moeilijk (l-e-n-t-e = lente; bi-bli-o-theek = bibliotheek).
Verder vormt het onthouden van klanken, woorden of zinnen vaak
een probleem.
Bij
een dictee, hardop voorlezen of het volgen van een ondertitelde
film wordt telkens tegelijkertijd een beroep gedaan op auditieve
en andere vaardigheden. De combinatie van het automatiseringsprobleem
en het probleem met de fonologische verwerking zorgt ervoor dat
dergelijke taken voor iemand met dyslexie moeilijk uit te voeren
zijn. Heel wat mensen met dyslexie kampen ook met een gebrekkig
tijdsbesef, woordvindingsmoeilijkheden, een onduidelijke articulatie
en het moeilijk onthouden van ‘betekenisloze’ informatie
zoals telefoonnummers en jaartallen. Dyslexie reikt bovendien verder
dan het Nederlands. Het treedt ook op bij het leren van vreemde
talen.
Behalve
vaardigheden waarmee ze het moeilijk hebben, zijn er ook vaardigheden
waarin mensen met dyslexie bijzonder goed zijn, vaak zelfs beter
dan personen zonder dyslexie. Zo zijn ze over het algemeen sterk
visueel ingesteld. De waarneming van hun omgeving (het overzien
van grote gehelen en het opmerken van kleine details) is dan ook
heel scherp. De meeste mensen met dyslexie denken ook veeleer in
beelden dan in taal. Hun vermogen om grotere gehelen te analyseren
(bijvoorbeeld een gebouw opsplitsen in kleinere delen) is vaak groot.
Ten slotte zijn ze meestal ook sterk in driedimensionaal denken.
Zo worden voorwerpen in hun hoofd van alle kanten bekeken. Dat onbewuste
proces van kantelen en draaien van objecten is onder meer ook de
oorzaak van de omkering van letters zoals de b en de d.
Tips bij het bibliotheekbezoek
Bij
wijze van voorbereiding …
Een
goede voorbereiding is een voorwaarde voor een geslaagd bezoek.
De checklist en enkele aandachtspunten voor de infrastructuur en
accommodatie kunnen hierbij helpen.
Aan
de hand van de checklist
krijg je een beeld van de groep die op bezoek komt en breng je aandachtspunten
in kaart. Neem de checklist bij de hand wanneer de rondleiding wordt
aangevraagd. Maak een persoonlijke afspraak met de verantwoordelijke
of de begeleider van de groep, zodat je een bezoek ‘op maat’
kunt uitstippelen.
- In
het bijzonder voor mensen met autisme en ADHD is het noodzakelijk
op voorhand duidelijk het programma en de volgorde van het bezoek
af te spreken. Hiervan kan de begeleider gebruikmaken tijdens
de voorbereiding. De voorstelling van de bibliotheek(catalogi)
via het internet kan hierbij een grote steun zijn.
- Pleeg
overleg over het visueel ondersteuningsmateriaal voor het bezoek:
Werk je bijvoorbeeld het best met tekst of met tekeningen? Met
foto’s of met concrete voorwerpen?
- Maak
gebruik van universele pictogrammen (toilet, uitgang, enz.) voor
de algemene bewegwijzering in de bibliotheek.
- Zorg
voor een goede herkenbaarheid van de collectie ‘makkelijk
lezen’, door ze in een afzonderlijk rek onder te brengen
of ze duidelijk te markeren wanneer ze is geïntegreerd.
- Maak
een duidelijke overzichtslijst van alle symbolen die in de bibliotheekcollectie
worden gebruikt (bijvoorbeeld het ZIZO-systeem). Hang ze op een
centrale plaats.
- Voorzie
een rustige en zo prikkelarm mogelijke ruimte voor het bezoek;
Veel mensen met autisme of ADHD zijn hypergevoelig voor zintuiglijke
stimuli zoals achtergrondlawaai (muziek, andere bezoekers, poetsdienst),
afleidende bibliotheekmaterialen (stripbakken binnen handbereik,
enz.).
Het bezoek
zelf
Er
zijn relatief weinig tips opgenomen over de sociale omgang met mensen
met dyslexie. Hun probleem situeert zich namelijk vooral op het
vlak van lezen en in veel mindere mate in de sociale interactie.
Dat laatste is bij personen met autisme en ADHD wel het geval.
Enkele vuistregels
Personen
met autisme hebben moeite met het begrijpen van (figuurlijke) taal.
Vaak begrijpen ze die op een letterlijke manier. Aan niet-verbale
(gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal) of abstracte taal hebben
ze weinig tot geen boodschap. Daarom:
-
Wees zo concreet mogelijk in je communicatie.
-
Gebruik bondige, eenvoudige zinnen.
-
Vermijd figuurlijk taalgebruik.
-
Ondersteun je verbale communicatie met visuele hulpmiddelen: tekst,
tekeningen, foto’s, voorwerpen, enz. Pleeg overleg met de
begeleider over welke communicatievorm het meest aangewezen is.
Mensen
met autisme kunnen zich moeilijk aanpassen aan nieuwe situaties.
Veranderingen veroorzaken bij hen stress. Wellicht wordt het bibliotheekbezoek
grondig voorbereid in de klas of de leefgroep.
-
Wijk niet af van de structuur en de volgorde van het bezoek die
je vooraf hebt vastgelegd met de begeleider.
-
Laat de rondleiding door één persoon gebeuren. Wissel
halverwege niet af met je collega.
Voor
mensen met ADHD is lang moeten stilzitten en de aandacht bij een
bepaalde situatie houden een ongewoon grote opgave. Daarom:
- Zorg
voor veel afwisseling.
-
Voorzie doe-activiteiten.
-
Laat de afzonderlijke onderdelen van het bezoek niet te lang duren
(maximum een kwartier).
(a) Kennismaken
- Wacht
tot iedereen stil is om de kennismaking te starten.
-
Verduidelijk uitgebreid de opbouw van het bezoek: Wat kan de groep
verwachten? Wat mogen de bezoekers zelf doen? Ondersteun de voorstelling
van de structuur eventueel met visueel materiaal.
-
Kom expliciet op de opbouw van het programma terug tijdens de
rest van het bezoek. Verduidelijk indien nodig opnieuw met tekst-
of beeldmateriaal.
(b) Materiaaltafel
(c) Werking van de bib
- Beperk
je tot de essentie. Informatie wordt door deze doelgroep namelijk
vaak trager verwerkt. Te veel prikkels en details veroorzaken
verwarring.
-
Ondersteun je toelichting met visueel materiaal dat het gebruik
van de bibliotheek illustreert (het inschrijven, boeken binnenbrengen,
nieuwe boeken zoeken, boeken laten registreren, enz.). Projecteer
bijvoorbeeld de foto's van het gepersonaliseerde kijkboek
en eventueel ook de tekst. Houd bij de aanpassing van dit boekje
alvast rekening met de volgende tips:
-
Gebruik een voldoende groot lettertype met duidelijk gescheiden
letters (bijvoorbeeld Verdana 12).
-
Voorzie voldoende witruimte, een ruime interlinie en dubbele
spatiëring tussen de letters, woorden en zinnen.
-
Vermijd moeilijke of figuurlijke woorden (multimedia, knipselmap,
enz.).
-
Splits moeilijke woorden in lettergrepen (bi-bli-o-theek)
of verduidelijk ze indien nodig met een foto, een tekening
of een pictogram.
-
Houd de tekst sober en ondergeschikt aan de foto's.
-
Neem de pictogrammen en symbolen die in de bibliotheek worden
gebruikt (bijvoorbeeld in het ZIZO-systeem) op in het kijkboek.
- Gebruik
dezelfde persoon voor de foto's (met dezelfde kledij, accessoires
en haartooi).
- Breng
het reglement op een concrete manier aan door gebruik te maken
van een opdracht.
- Herhaal
de informatie die je hebt aangeboden.
- Schenk
aandacht aan computergebruik. Als geduldig medium is de computer
voor deze doelgroep een ideaal instrument om op hun eigen tempo
informatie op te zoeken en te verwerken.
(d) Grondplan
- In
grotere bibliotheken is enige duiding bij de indeling van het
gebouw noodzakelijk. Afhankelijk van de mogelijkheden van de groep
zal je hierbij naar alternatieve vormen moeten zoeken, bijvoorbeeld
een maquette. In kleinere bibliotheken kan je meteen overstappen
naar de rondgang door het gebouw.
- Integreer
in de toelichting ook het evacuatieplan. Mensen met autisme hechten
er bijvoorbeeld veel belang aan duidelijk te weten welke aanwijzingen
ze moeten volgen in noodsituaties.
(e) Rondleiding
- Via
de checklist weet je welke afdelingen de bijzondere interesse
van de groep wegdragen.
- Breng
de hele groep op de hoogte waarheen je je verplaatst in de bibliotheek.
- Voorzie
stopplaatsen om uitleg te geven en breng die niet al wandelend.
-
Wijs de collectie ‘makkelijk lezen’ discreet maar
duidelijk aan.
- Mogelijke
afleiders in het gebouw (zoals een lift) kan je opnemen in de
rondleiding. Door expliciet aandacht te besteden aan dergelijke
prikkels, verliezen ze grotendeels hun afleidend karakter.
- Blijf
niet te lang stilstaan op een bepaalde plek.
-
Wijs aan waar bezoekers terecht kunnen voor hulp of inlichtingen.
-
Aarzel niet om af en toe iets te herhalen.
(f) Spelvormen
De
spelvormen
die we suggereren, kunnen een herhaling of oefening zijn van
wat tevoren werd uitgelegd. Verder zijn ze bruikbaar om de uitleg
direct aan te brengen. Om te vermijden dat je boven of onder het
niveau van de groep werkt, is voorafgaand overleg met de begeleider
van de groep aangewezen.
- Een
aantal spelvormen kan nogal wat leven in de brouwerij brengen.
Benadruk daarom bij het begin van het spel de houding die je van
de bezoekers verwacht (bijvoorbeeld stappen in plaats van lopen
tussen de boekenrekken, rustig praten, enz.).
-
Betrek de deelnemers actief bij het spel door hen verantwoordelijkheid
te geven. Stel een 'bewaker' aan van de klok of zandloper, laat
iemand voor de dobbelsteen zorgen en het materiaal opruimen of
bijhouden.
-
Laat de materialen niet in handbereik van de deelnemers. Het zijn
sterke afleiders.
-
Zorg voor variatie in de opdrachten en voorzie ook doe-taken.
-
Verduidelijk bij aanvang van de opdracht de spelregels (en wijk
er tijdens de opdracht ook niet van af).
-
Laat de deelnemers niet te lang of te veel individueel spelen.
Doe-vragen kunnen door iedereen worden uitgevoerd en verhogen
de betrokkenheid.
- Ondersteun
de opdrachten indien nodig visueel.
-
Schrijf de opdrachten neer in een voldoende groot lettertype,
met een vergrote interlinie en spatiëring.
-
Voor kinderen met ADHD is het muzikaal spel meestal geen ideale
spelvorm.
(g) Afronden
Het
bezoek wordt afgerond. De deelnemers kunnen mondeling of schriftelijk
hun mening kwijt:
-
Was het bezoek interessant?
-
Heb je alles goed begrepen?
-
Ga je nog terugkomen?
-
Hoe kan de bibliotheek je nog beter helpen?
- …
Herinner
de bezoekers er nogmaals aan dat het bibliotheekpersoneel er is
om hen te helpen. Ze hoeven niet te aarzelen om iets te vragen.
* Hoewel ze strikt genomen niet
alle drie onder de wetenschappelijke noemer ‘ontwikkelingsstoornis’
te classificeren zijn, kiezen we er toch voor ze samen te behandelen.
Het gemeenschappelijke kenmerk van een vroegtijdig ontstaan en tot
uiting komen, speelt bij die keuze de voornaamste rol.
Terug
naar boven
|